Lampetra planeri (Bloch, 1784)
Beekprik
Uiterlijke kenmerken
Lengte 12-18 cm. Lichaam slank, cilindrisch en langgerekt. De zuigbek van de volwassen beekprik is voorzien van een raspschijf, die is bezet met een klein aantal, nauwelijks zichtbare tandjes. De bek kan gesloten worden, zodat de mondschijf niet zichtbaar is. Er zijn aan elke zijde 7 kieuwopeningen aanwezig achter de ogen. De beide rugvinnen zijn vrijwel aaneengegroeid.
De larve heeft geen ogen en een spleetvormige mond zonder kaken. Eén lange rugvin en een vinzoom zonder pigmentatie. Lengte larve tot 15 cm.
Lijkt op de rivierprik, maar deze heeft vijf tot zeven scherpe tandjes in de mondschijf (Lampetra fluviatilis).
Lijkt op de zeeprik, maar deze heeft vele scherpe tandjes in concentrische cirkels (Petromyzon marinus).
Verspreiding
Zeldzaam. Komt plaatselijk voor in beken in oost en zuid Nederland.
Habitat
Stromend water. De larve leeft vrijwel geheel ingegraven in het slib van beken en de bovenloop van rivieren. Als volwassene leeft de beekprik maar kort.
Levenswijze
Als larve leeft de rivierprik zo'n 4-6 jaar in het slib van beken. Daarna vind in juni de metamorfose plaats. De volwassen beekprik leeft meestal maar een half jaar om te kunnen paaien en neemt geen voedsel op. Ze trekken stroomopwaarts naar de paaiplaatsen met een grind- of kiezelbodem in ondiep water met een matige stroming. hier zetten zij van eind maart tot mei hun eieren af en sterven dan.
Voedsel
Algen en andere kleine voedseldeeltjes, die ze uit het langsstromende water filteren. Volwassen exemplaren (deze bezitten wèl ogen) voeden zich niet en leven slechts enkele maanden.
Wetgeving en bescherming
Opgenomen op de Rode lijst en in de Flora- en Faunawet.