Lampetra fluviatilis

Lampetra fluviatilis (Linnaeus, 1758)

Rivierprik

Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 50 cm. Lichaam slank, cilindrisch en langgerekt. De zuigbek is voorzien van een raspschijf; deze is bezet met vijf tot zeven scherpe tandjes. De bek kan gesloten worden, zodat de mondschijf niet zichtbaar is. Er zijn aan elke zijde 7 kieuwopeningen aanwezig achter de ogen. De flanken en de buik zijn zilverglanzend gekleurd, bij geslachtsrijpe dieren is de rug vrijwel egaal zwart.
De larve heeft geen ogen en een spleetvormige mond zonder kaken. Eén lange rugvin en een vinzoom zonder pigmentatie. Lengte larve tot 15 cm.
Lijkt op de beekprik, maar deze heeft geen scherpe tandjes in de mondschijf (Lampetra planeri).
Lijkt op de zeeprik, maar deze heeft veel meer scherpe tandjes in concentrische cirkels (Petromyzon marinus).

Verspreiding
Vrij zeldzaam. Komt in gering aantal voor in de rivieren en beken, neemt de laatste jaren op de rivieren duidelijk toe. Wordt in zoetwater geboren, maar trekt na 3 à 4 jaar naar zee. Groeit daar verder op en keert na enkele jaren terug naar het zoete water om zich voort te planten.

Habitat
Anadroom. Als larve leeft de rivierprik in het slib van rivieren en beken. Als volwassen dier als parasiet in riviermondingen en kustwateren.

Levenswijze
Als larve leeft de rivierprik in het slib van rivieren en beken. Ze filteren daar kleine organismen uit het water. De rivierprik leeft zo'n 4 jaar als larve. Bij een lengte van 9-15 cm vind de metamorfose plaats. De volwassen geworden prik trekt richting zee en leeft daar nog zo'n 3 jaar als visparasiet. Hij groeit daar snel tot 30-50 cm.

Voedsel
De larven filteren kleine organismen uit het water. Volwassen prik leeft als parasiet op vissen in brak en zout water.

Wetgeving en bescherming
Opgenomen in de Flora- en Faunawet.

%LABEL% (%SOURCE%)