Ameiurus melas

Ameiurus melas (Rafinesque, 1820)

Zwarte Amerikaanse dwergmeerval

Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 35 cm. Schubben niet zichtbaar, huid voelt glad aan. De buitenste rand van de anaalvin steekt donker af bij de rest van de anaalvin. De stekels van de borstvinnen zijn aan de binnenzijde niet of slechts zwak getand. Er zijn 8 bekdraden aanwezig, waarvan 4 op de onderkaak, 2 in de hoeken van de bek en 2 op de kop. Er is een vetvin aanwezig. Rugvin heeft donker gekleurd vinvlies. Anaalvin heeft 17-21 vinstralen. Flanken ongevlekt.
Lijkt op de bruine Amerikaanse dwergmeerval, maar deze heeft 21-24 vinstralen in de anaalvin, een licht gekleurd rugvinvlies en sterk getande borstvinstralen (Ameiurus nebulosus).
Lijkt op de meerval, maar bij deze is de anaalvin veel langer en deze heeft zes bekdraden en er is geen vetvin aanwezig (Silurus glanis).

Verspreiding
Uitheems; zeer zeldzaam. Oorspronkelijk afkomstig uit oostelijke helft van Noord-Amerika. In grote delen van Europa ingeburgerd. Er zijn slechts enkele waarnemingen uit Nederland bekend.

Habitat
Voorkeur voor ondiepe meren, poelen en langzaam stromende rivieren die snel opwarmen. Liefst met weelderige plantengroei en een slib- of zandbodem met een laag vergane plantenresten.

Levenswijze
Met name 's nachts actief. Zeer tolerant voor zuurstofarm water, vervuiling en hoge watertemperatuur (tot wel 36 graden). Als de omstandigheden slecht worden graven de dieren zich in de modder in. In de paaitijd vormen de dieren paren. Ze graven een nest ter grootte van hun lichaam. Dit word met name door het vrouwtje gedaan. Vanaf een watertemperatuur van 18°C worden overdag de eieren afgezet. Meestal enkele honderden. Soms worden de eieren onmiddellijk door de ouders opgegeten, maar in het algemeen kennen ze een intensieve broedzorg en bewaken de jongen tot ze een lengte van zo'n 2,5 cm hebben.

Voedsel
Vooral bodemdiertjes als insectenlarven en slakjes, ook visjes en plantendelen.

Wetgeving en bescherming
Komt niet in één van de wetten voor.

%LABEL% (%SOURCE%)