Oncorhynchus mykiss (Walbaum, 1792)
Regenboogforel
Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 110 cm. Er is een vetvin aanwezig. De rug is bruingroen, de flanken zilverachtig met daarop een paarsige band. Over het gehele lichaam verspreid, inclusief de vinnen maar uitgezonderd de buik, komen zwarte stippen voor.
Jonge dieren hebben grote donkere (parr)vlekken op de flanken. Bij een lengte van 15 cm gaan ze meer op een volwassen regenboogforel lijken.
Lijkt op andere zalmachtigen, maar die hebben geen paarse band op de flanken. Daarnaast hebben de vinnen van de bronforel een lichte voorrand en heeft de zalm een ongevlekte staartvin (Salvelinus fontinalis , Salmo salar).
Verspreiding
Uitheems; vrij zeldzaam. Komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika. Wordt uitgezet in o.a. het brakke Veerse Meer en sommige andere Deltawateren. Uitzetting vindt ook plaats in kleine, intensief beviste hengelwateren.
Habitat
Van nature vooral in snelstromende beken en rivieren. Ook in meren en stilstaand water.
Levenswijze
In oorspronkelijke (Amerikaanse) leefgebied zijn er trekkende en niet trekkende vormen.
Voedsel
Voornamelijk insecten, insectenlarven, kreeftachtigen en soms kleine vissen.
Wetgeving en bescherming
Opgenomen in de Visserijwet.