Neogobius melanostomus

Neogobius melanostomus (Pallas, 1814)

Zwartbekgrondel

Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 25 cm. Evenals de rivierdonderpad en de marmergrondel heeft de zwartbekgrondel de ogen hoog op de kop staan. In tegenstelling tot de bruingekleurde marmergrondel en rivierdonderpad is deze vis geelgrijs van kleur en heeft een geblokte tekening. De buikvinnen zijn aaneengegroeid tot een zuignap, waarmee de vis zich kan "vastzetten" op een stenige ondergrond. Achterin de voorste rugvin is een duidelijke zwarte vlek aanwezig. Mannetjes zijn tijdens de voortplantingstijd zwart van kleur met witgele vlekken op de flanken. Lijkt op de Kesslers grondel en Pontische stroomgrondel, maar deze hebben geen zwarte vlek in de voorste rugvin (Neogobius kessleri , Neogobius fluviatilis).
Lijkt op de marmergrondel, maar deze heeft buisvormige neusopeningen (Proterorhinus semilunaris).
Lijkt op de rivierdonderpad, maar bij deze zijn de buikvinnen niet aan elkaar vastgegroeid tot een zuignap (Cottus gobio).

Verspreiding
Uitheems, zeldzaam. Zowel in zout als zoet water. Komt van oorsprong voor in de Donau, de Zwarte Zee, Kaspische Zee en de Zee van Azov. Mogelijk is de zwartbekgrondel in Nederland geïntroduceerd via de lozing van ballastwater van schepen. Komt in Nederland vooral voor in de benedenloop van de grote rivieren en de mondingen daarvan.

Habitat
Leeft vooral in zee en kustwateren, maar ook in brak en zoet water in rivieren. Voorkeur voor water met veel schuilmogelijkheden zoals rotsen, puin, basaltblokken of beschoeiing.

Levenswijze
Vergelijkbaar met marmergrondel (Proterorhinus semilunaris).

Voedsel
Bodemdiertjes als mossels, kreeftachtigen, wormen en kleine vissen.

Wetgeving en bescherming
Komt niet in één van de wetten voor.

%LABEL% (%SOURCE%)