Umbra pygmaea

Umbra pygmaea (DeKay, 1842)

Amerikaanse hondsvis

Uiterlijke kenmerken
Lengte mannetjes tot 9 cm, vrouwtjes tot 14 cm. Lichaam langgerekt en bijna rond. Ronde kop met stompe snuit. Geen zijlijn aanwezig. Over de staartwortel loopt een donkere dwarsband. De vinnen zijn bolrond. De rugvin ligt ver naar achteren. Het lichaam is roodbruin met enkele donkere vlekken. In de paaitijd zijn de vrouwtjes pikzwart, de mannetjes bleekgrijs.
Lijkt niet op andere vissen vanwege de combinatie grootte, vorm van de kop, vorm en plaatsing van de rugvinnen.

Verspreiding
Uitheems; zeldzaam. Komt oorspronkelijk van de oostkust van Noord-Amerika. Was begin 19e eeuw een populaire vis voor koudwateraquaria en is daarom naar West-Europa geïmporteerd. In Noord-Brabant en Limburg plaatselijk vrij algemeen aanwezig in vennen en beken. Is goed bestand tegen verzuring van het water. In water waarin ook andere soorten zich kunnen handhaven word de hondsvis weggeconcurreerd of opgegeten.

Habitat
In Nederland vooral in kleine wateren zoals vennetjes en verzuurde watertjes in veengebieden. Voorkeur voor water met dikke laag modder en dichte vegetatie.
Is zeer zuurtolerant en wordt aangetroffen in wateren met een PH van 3,5. In dergelijk zuur water kan geen enkele andere vis zich handhaven. Is ook bestand tegen lage zuurstofgehalten en schakelt dan over op maagdarmademhaling.

Levenswijze
Paai vind plaats van februari tot april. Het vrouwtje zet 200-1200 eitjes af in een nestkuil die vervolgens door het mannetje worden bevrucht. De eieren worden vervolgens beschermd. Hondsvisjes kunnen al na 1 jaar geslachtsrijp zijn.

Voedsel
Voornamelijk insectenlarven, wormpjes, kleine kreeftachtigen en visbroed.

Wetgeving en bescherming
Opgenomen in de Visserijwet.

%LABEL% (%SOURCE%)