Pseudorasbora parva (Temminck & Schlegel, 1846)
Blauwband
Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 10 cm. De bek is bovenstandig. Er is een, niet altijd goed zichtbare, donkere (donkerblauwe) band van de neus tot aan de staart. De schubben zijn groot en zwartomrand. Mannetjes zijn donkerder van kleur, in de paaitijd staalblauw. Kop en kieuwdeksels zijn dan violet tot roodachtig. Vrouwtjes hebben in de paaitijd een okergele kop en witgele flanken. 10 vinstralen in de rugvin, 9 in de anaalvin. 35-38 schubben op de zijlijn.
Lijkt op vetje en alver, maar bij deze zit de rugvin achter de buikvin en ze hebben een langere anaalvin (Leucaspius delineatus , Alburnus alburnus).
Verspreiding
Uitheems; zeer zeldzaam. Vissoort uit Oost-Azië. Breidt zich naar het westen uit. Is o.a. aangetroffen in beken en andere wateren in Noord-Limburg, en in Maas en Rijn.
Habitat
Stilstaand en stromend water. Rivieren, beken, meren en vijvers.
Levenswijze
Leeft in scholen. Jaagt overdag op kleine waterorganismen.
Voedsel
Kleine kreeftachtigen, slakjes en algen.
Wetgeving en bescherming
Komt niet in één van de wetten voor.