Leucaspius delineatus (Heckel,1843)
Vetje
Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 10 cm. De bek is bovenstandig. Opvallend is de niet volledige zijlijn die tot net achter de borstvinnen reikt. Op het zichtbare gedeelte van de zeer korte zijlijn liggen 7-13 schubben. 10-11 vinstralen in de rugvin, 14-20 in de anaalvin. 44-50 schubben op de langste rij op de flank.
Lijkt op de alver, maar bij deze is de zijlijn volledig (Alburnus alburnus).
Lijkt op de roofblei, maar deze heeft een volledige zijlijn en een grotere bek (Aspius aspius).
Verspreiding
Vrij zeldzaam, verspreid over Nederland. Komt plaatselijk in groter aantal voor, zowel in kleine stilstaande wateren als in grotere plassen. Wordt ook gevonden in beken en kleine rivieren. De aanwezigheid van het vetje wordt vaak niet opgemerkt.
Habitat
Zoete tot brakke stilstaande wateren met goed begroeide oeverzone. Vetjes leven in deze ondiepe gedeeltes. Ook in langzaam stromende beken.
Levenswijze
Is bestand tegen temperaturen tot 35 graden. De paaitijd is van april tot juni bij een watertemperatuur van meer dan 17°C. Eieren worden bij voorkeur aan rechtopstaande stengels afgezet op een diepte van 10-20 cm. Het mannetje bewaakte de eieren en voorziet ze van zuurstof door de stengel aan te tikken. Met zijn bovenstandige bek is het vetje goed toegerust op het pakken van op het wateroppervlak drijvende insecten. Is een zichtjager en heeft daarom een voorkeur voor helder water.
Voedsel
Larven eten in eerste instantie voornamelijk plantaardig plankton, daarna dierlijk plankton. Volwassen dieren eten vooral dierlijk materiaal als insectenlarven, kleine kreeftachtigen en in het water gevallen landinsecten.
Wetgeving en bescherming
Opgenomen op de Rode lijst en in de Visserijwet.