Carassius gibelio

Carassius gibelio (Bloch, 1782)

Giebel

Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 45 cm. Bekdraden ontbreken. De eerste vinstraal is tamelijk hard en getand. De rand van de rugvin is hol ingesneden. De rug is donkergrijs tot bruingrijs, de flanken zilver- tot geelwit. Op de zijlijn liggen 27-32 schubben. 17-25 vinstralen in de rugvin, 7-11 in de anaalvin.
Lijkt op de goudvis, maar deze heeft een oranje of gele kleur (Carassius auratus subsp. auratus).
Lijkt op de kroeskarper, maar bij deze zijn de rug- en anaalvin bolrond en is de staartvin minder gevorkt (Carassius carassius).
Lijkt op de karper, maar deze heeft 4 bekdraden (Cyprinus carpio).

Verspreiding
Ingeburgerd, vrij zeldzaam. De giebel wordt in ons land plaatselijk aangetroffen in allerlei wateren.

Habitat
Stilstaande of langzaam stromende wateren met weelderige plantengroei en zachte modderige bodem.

Levenswijze
Is in staat onder marginale zuurstofomstandigheden in leven blijven. Kan vanaf het tweede jaar geslachtsrijp zijn en het aantal eieren kan oplopen tot 400.000 per vis.
Naast de normale voortplanting zijn giebels in staat tot een vorm van parthenogenese. Paairijpe vrouwtjes hebben daarvoor wel mannetjes van andere vissoorten nodig om de ontwikkeling van hun eieren te stimuleren. Ze dringen daartoe tussen paaiende karpers, kroeskarpers of andere soorten en zetten hun eieren af. Er worden dan alleen dochters geboren.

Voedsel
Kleine diertjes en plantaardig materiaal.

Wetgeving en bescherming
Komt niet in één van de wetten voor.

%LABEL% (%SOURCE%)