Aspius aspius (Linnaeus, 1758)
Roofblei
Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 100 cm, meestal kleiner. De punt van de onderkaak (haakje) valt in een kuiltje van de bovenkaak. De brede, schuin omhoog gerichte bek, loopt door tot onder het oog. 11 vinstralen in de rugvin, 15-17 in de anaalvin. 65-76 schubben op de zijlijn.
Lijkt op het vetje, maar deze heeft een onvolledige zijlijn en word niet groter dan 10 cm (Leucaspius delineatus).
Lijkt op de alver, maar deze heeft een kleinere bek en grotere schubben (Alburnus alburnus).
Verspreiding
Uitheems; vrij algemeen. Komt van oorsprong uit het stroomgebied van de Donau en Oost-Europa. Komt tegenwoordig algemeen in de grote rivieren en daarmee verbonden wateren voor.
Habitat
Stromend water en wateren die daarmee in verbinding staan.
Levenswijze
Bij een lengte van dik 40 cm wordt de roofblei geslachtsrijp. De paaitijd is van april tot juni in stromend water boven kiezelbeddingen of zand met stenen. De watertemperatuur is bij voorkeur 9-15°C. De larven spoelen met de stroom mee.
Voedsel
Zoöplankton, insecten(larven) en andere bodemorganismen. Vanaf een lengte van 20 cm eet de roofblei met name visjes die bij het wateroppervlak leven (bijvoorbeeld alver).
Wetgeving en bescherming
Komt niet in één van de wetten voor.