Acipenser gueldenstaedtii

Acipenser gueldenstaedtii Brandt & Ratzeburg, 1833

Russische steur

Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 235 cm. Snuit kort en afgerond. Vijf rijen beenplaten; aantal beenplaten per rij: 7-19 op de rugzijde, 24-44 op de flanken en 6-13 op de buikzijde. Geen beenplaten achter de rugvin en de anaalvin aanwezig; inplanting van gladde bekdraden dichter bij de korte snuitpunt dan bij de bek. De bovenste staartlob is groter dan de onderste.
Lijkt op de Siberische steur, maar bij deze zijn de beenplaten op de flanken veel kleiner en hebben dezelfde kleur als het lichaam, de snuit is veel spitser (Acipenser baerii subsp. baerii).
Lijkt op de sterlet, maar bij deze zijn de beenplaten op de flanken veel kleiner en is de snuit veel spitser (Acipenser ruthenus).
Lijkt op de Atlantische steur, maar bij deze lopen de beenplaten door tot achter de rugvin en de anaalvin en zitten de bekdraden dichter bij de bek dan bij de snuitpunt (Acipenser sturio).

Verspreiding
Uitheems, zeldzaam. Zowel in zout als zoet water. Komt van oorsprong voor in Eurazië: Zwarte Zee, Zee van Azov en Kaspische Zee en hun rivieren. De Russische steur is evenals de andere uitheemse steuren in Nederland geïntroduceerd via uitzettingen van tuinvijver- en aquariumliefhebbers en ontsnappingen uit sierviskwekerijen en siervishandels.

Habitat
Komt in Nederland vooral voor in rivieren.

Levenswijze
Leeft in oorspronkelijke verspreidingsgebied vooral dichtbij de kust op zand- en modderbodems. Leeft voornamelijk op de bodem. Anadroom. Leeft solitair, alleen in de winter of bij de paai worden soms groepen gevormd. De paai vindt in mei en juni plaats.

Voedsel
Bodemdiertjes als mossels, kreeftachtigen en kleine visjes.

Wetgeving en bescherming
Komt niet in één van de Nederlandse wetten voor.
Valt onder het internationale Cites verdrag, appendix II.

%LABEL% (%SOURCE%)