Coregonus maraena

Coregonus maraena (Bloch, 1779)

Houting

Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 50 cm. Er is een vetvin aanwezig. De van en naar zee trekkende houtingen bezitten een lange vlezige blauwzwarte 'neus' boven de kleine onderstandige bek. Bij niet trekkende exemplaren kan deze 'neus' echter ontbreken. Ook kan het zijn dat het hier om vrouwtjes gaat, hier is nog onduidelijkheid over. De houting heeft een donkere grijsbruine tot zwarte rug met zilveren flanken. Op de zijlijn liggen 80-90 schubben.
De houting doet wat haringachtig aan, maar is onmiddellijk te herkennen aan de vetvin en de uitstekende snuit. Deze enigszins weke snuit doet aan een neus denken. De houting is nauwelijks van de grote marene te onderscheiden. De houting heeft 38-46 kieuwboogaanhangsels, de grote marene heeft er 23-35. Ook het aantal schubben op de zijlijn verschilt (Coregonus lavaretus).

Opmerking:
De houting die oorspronkelijk in de Rijn voorkwam is uitgestorven. Dit was Coregonus oxyrinchus en werd meestal Noordzeehouting genoemd. Een succesvolle (her)introductie is uitgevoerd met Coregonus maraena, houtingen uit Denemarken. De naam houting blijft gehandhaafd omdat deze al min of meer is ingeburgerd in Nederland.

Verspreiding
Zeer zeldzaam. De oorspronkelijke Rijnpopulatie is waarschijnlijk uitgestorven. Kwam vroeger voor in de grote rivieren. De Deense houting is succesvol uitgezet.

Habitat
Anadroom. Leeft vooral in zout/ brakke water van Noordzeebekken. Trekt voor de voortplanting stroomopwaarts de rivieren op waar hij zich voortplant boven zand of grind bodems.

Levenswijze
De houting is een anadrome vissoort, die paait in zoet water en opgroeit in zee. De paaitrek is van oktober tot december. De paai vind plaats op de diepe plekken van rivieren, boven zandige grindbodems. Zoals ook bij andere "winterpaaiers" hebben de eieren 2-3 maanden nodig voor hun ontwikkeling.

Voedsel
Dierlijke organismen, met een voorkeur voor dierlijk plankton.

Wetgeving en bescherming
Opgenomen in de Flora- en Faunawet.

%LABEL% (%SOURCE%)