Alosa alosa

Alosa alosa (Linnaeus, 1758)

Elft

Uiterlijke kenmerken
Lengte tot 80 cm. Meestal rond de 50 cm. De rug is donker bruinachtig groen, de flanken zijn licht zilver, de buik is wit. Zwarte schoudervlek achter de kieuwspleet, soms gevolgd door nog 1 of 2 zwarte vlekken. De ogen zijn bedekt met een doorzichtig vlies. Zijlijn afwezig. Langste rij schubben op het lichaam telt 70-86 schubben. Het lichaam is hoger gebouwd dan dat van een fint.
Kan worden verward met de fint, maar deze heeft grotere schubben (55-65 schubben op de langste rij). Daarnaast heeft de elft 90-155 kieuwboogaanhangsels, de fint 35-60. (Alosa fallax).

Verspreiding
Zeer zeldzaam. Deze trekvis was uit onze wateren verdwenen, maar word de laatste jaren weer als dwaalgast gesignaleerd.
Het uitsterven van de elft is voornamelijk te wijten aan het verdwijnen of onbereikbaar worden van belangrijkste paaiplaatsen.

Habitat
Anadroom. Leeft in zee, trekt rivier op om te paaien. Juvenielen trekken na 1-2 jaar richting zee.

Levenswijze
De elft is een anadrome vissoort, die paait in zoet water en opgroeit in zee. De elft paait boven grindbeddingen in de hoofdstroom van rivieren en trekt daarna snel weer naar zee. In het najaar, als de jongen tussen de 8 en 14 cm zijn, trekken de jongen hen achterna.

Voedsel
Voornamelijk dierlijk plankton.

Wetgeving en bescherming
Opgenomen in de Visserijwet.

%LABEL% (%SOURCE%)